priester te Warmond (1852-1852), kapelaan te Laren (1852-1854), kapelaan te Zutphen (1854-1863), pastoor te Vriezenveen (1863-1869), pastoor te Delden (1869-1891), deken te Oldenzaal (1891-1897)
Hij werd priester gewijd te Warmond op 15 augustus 1852 en 24 augustus d.a.v. benoemd tot kapelaan te Laren. Op 29 april 1854 als zodanig overgeplaatst naar Zutphen werd hij 20 november 1863 benoemd tot pastoor te Vriezenveen en 3 november 1869
overgeplaatst naar Delden. Op 15 april 1891 werd hij diaken van het dekenaat Oldenzaal. Te Delden bouwde hij in 1871 de kerk en scholen en in 1884 het liefdegesticht der eerw. zusters [bron: website DBNL.org].
BR: Woonde te Utrecht [Gelderland] (tot 06-12-1863); Vriezenveen, Oosteinde, 3-224 (06-12-1863 t/m 08-11-1869 [bij hem inwonend Franciscus Groothuis]); Delden (Vanaf 08-11-1869).