Jan werd gedagvaard op 11 september 1919, wegens het zich schuldig
gemaakt aa overspel gedurende het huwelijk. Voordat de scheidingsdatum
bepaald werd, werden de ouders en bloedverwanten of aangehuwden van hun
minderjarige kinde (Wilhelmina) gehoord omtrent de voorziening in de
voogdij en de toeziende voogdij. Uitspraak gedaan door de Arondissements
Rechtbank te Assen op 10 februari 1920. Terechtzitting werd op 9 maart
1920 om 11:00 uur gehoude. Jan moest 35,-- voor salaris en 14,59 aan
verschotten betalen aan Jantien. Jan werd veroordeeld in de kosten van
het geding. Jan gaf schriftelijk toestemming om een scheidingsakte op te
maken in de gemeente Coevorden (zie scheidingsbijlage).