|
|
|
|
1879 - 1976 (96 jaar)
-
Naam |
Hein de Ruiter |
Roepnaam |
Hein |
Geboren |
22 dec 1879 |
De Krim, Gramsbergen [1] |
|
Geslacht |
Mannelijk |
Crematie |
- Hein de Ruiter
Pagina 5 van dagblad "Het Noord-Oosten" van vrijdag 21 februari 1975 vermeld:
"HIJ SLOOPTE DIE BEL UIT ELKAAR EN GING DAARMEE AAN HET REPAREREN".
Oom Hein en tante Hiltje genietenvan een goede oude dag. Ze genieten er echt nog van op hun hoge leeftijd. 't Vorig jaar ging het met Oom Hein wat minder goed, maar in het ziekenhuis te Coevorden hebben ze hem best weer op gang gekregen. Toen Oom
Hein een tijdje geleden toch weer wat kraakte nam tante Hiltje hem resoluut door de arme en getweeèen zijn ze naar dokter Olthoff gegaan. Die woont zo'n zeshonderd meter bij hun vandaan. 'Hoe zijn jullie hier gekomen?' wilde de dokter weten. 'We
hebben gelopen.' 'Dat moet je niet weer doen. Als er wat is, dan laat je maar bellen. Voor jullie maak ik een uitzondering en kom ik graag.' Maar nu is dokter Olthoff zef ziek, nogal langdurig ook en daarom is er een plaatsvervanger gekomen. Daar
kunnen ze het ook best mee vinden. Met dat mooie weer van een paar weken terug was Oom Hein in de tuin gaan spitten en toen kreeg hij het zo vreselijk in de rug. 'Zou de dokter daar niet wat voor hebben?', dacht hij hardop en meteen ging er al
een telefoontje naar de plaatsvervanger. Die kende de twee ouwetje al van een vorige keer. Maar hij probeerde ook de huisbel. Die deed het niet. 'Dat is te gek voor die ouwe mensen', moet hij gedacht hebben en hij holde terug naar zij auto,
waarin hij gereedschap wist. Hij sloopte de bel uit elkaar en ging daarmee aan het repareren. Oom Hein en tante Hiltje zaten lekker warm in de voorkamer, vooral warm om die zere rug van Hein. Ze zagen de dokter komen, weer terug draven naar de
auto, maar hij kwam niet verder. Wat zou ie hebben? Toe oom Hein ging kijken had hij de hele bel van de deur gesloopte en was bezig die te repareren. En dat lukte hem best. Wat een knappe, beste dokter moet dat toch wezen. Want de bel doet het
nog helemaal goed! 'Weten jullie wel hoe lang wij elkaar al kennen?' Nee, daar wist geen van beiden een antwoord op te geven. Seinen kenden ze al zo heel lang. Toen kwam 't verhaal van onze kant. 't Was ook een beetje bedoeld om ze goed aan de
praat te krijgen. Als jongkerel fietsten we een keer naar Coevorden. Iedereen fietste toen. Alleen de fabriek had een auto en Van der Baan reed daarmee meneer Groeneveld. En Piet Smeenk en Kees Smeenk en even later ook Hendrik Bleeker. Maar wij
fietsten. En op die scherpe weg van basaltgruis in de Scheere kregen we een lekke band. Daar was je als jongkerel op berekend. Je ging nooit weg zonder bandafnemers en een doosje met plakmateriaal. Ook had je zo'n handpompje. Maar zo'n handpompje
was een snertding. Dat gebruikte je alleen in hoge nood. In de Scheere stond dat breedwerpige huis van moeder De Ruiter met haar kinderen. Daar vroegen we een pomp en een emmer. Je moest met een emmer water het lek immers kunnen vinden. Dat werd
heel vriendelijk verstrekt. Vlot hadden we die buitenband er afgesloopt. Het lek was ook gemakkelijk te vinden. We schuurden de binnenband goed ruig en plakten. Het was net tijden het middaguur. Toen werd onze aandacht getrokken door een
beschaafde welluidende stem, die overluid een hoofdstuk uit de bijbel las. Moeder De Ruiter was een beetje hardhorend, maar de heldere stem van haar Hein kon ze op die manier wel verstaan. Toen we de fietspomp en emmer met dankwoordjes
terugbrachten mochten we op het aanrechthoekje ook even onze vuile handen wassen. De mensen waren erg vriendelijk. We hebben dat nooit weer vergeten. Oom Hein en tante Hiltje hebben die vriendelijkheid dus niet van vreemden en er zijn heel was
Krimmenaars, dei weten hoe gezellig die twee over alles en nog wat kunnen mee praten. Daarom hebben ze het nooit eenzaam ook, die twee.
"Hein de Ruiter uit De Krim maakte veel mee".
"OUDSTE INWONER VAN DE GEMEENTE GRAMSBERGEN KAN VEEL VERTELLEN".
Bij Onder Ons.
Hein de Ruiter, de alleroudste inwoner van de gemeente Gramsbergen, een zeer bekende figuur in de gemeenschap van De Krim is met zijn 95 jaren nog net zo glashelder en dapper als hij altijd geweest is. Hij kan vertellen over zijn gevarieerd
levenspatroon uit die oude tijden, toen alles nog zoveel beter was en de mensen zo heel tevreden hun weg gingen, dward door alle moeilijkheden heen.
Als je in het verleden wat wilde, dan kwam je bij Onder Ons terecht. 'De fabriek', zeiden de mensen uit de plaats, want er was in hun gedachtengang maar âeâen fabriek, een fabriek die prestaties wist te belonen. Daar werkte je dan in de campagne in
ploegendienst, maar je verdiende een aanzienlijk hoger loon dan met het andere werk, dat in die jaren misschien nog wel spaarzamer was dan in deze tijd. Daar werd De Ruiter stoker. Het is moeilijk om je daar een voorstelling van te maken. Men
stookte er turf. Goedkope lichte, groot gegraven turven. Uren ver in de omgeving zag je in de nazomer nergens zulke grote turf bulten als bij Onder Ons. Ze staken als donkere pyramides boven de fabriek uit. Je zag ze al op een verre afstand. Ze
waren vooral in die oorlogsjaren van '14 tot '18 de gewaardeerde ernergiebron voor de fabriek, die zo geleidelijk aan doorging naar hogere productiesystemen. Want die fabriek moest blijven draaien. Elk uur was kostbaar met die vele mensen, die
men in de campagne nodig had. Toen ging âeâen van de machines kapot. Er was een lager los gelopen. Dat ding klopte, dat het niet mooi meer was en wanneer je een klein beetje verstand van machines hebt dan weet je, dat een kapotgelopen lager je hele
machine in de soep kan draaien. 'Die machine is kapot, Gols.' Ja, toen ie er op geattendeerd was, hoorde opzichter Gols dat ook wel. En stilstand van de machine betekende een aanzienlijk verlies van productie. 'Hoe mouten wie dat doun?', vroeg
Gols, die heeel zijn leven aan de Krimse fabriek de Groninger taal trouw was gebleven, evenals al die Groninger boeren uit de plaats. 'Ik wil hem wel maken', zei De Ruiter, die we voor 't vervolg van dit verhaal maar Oom Hein zullen noemen. Hij
zegt de dingen een klein beetje melodieus, rustig en vertrouwenwekkend. 'Kanst oe dat doun?' 'Jawel, als je mij er maar rustig mee laat werken. Ik wil er geen anderen bij hebben'. 'En hoe lang duurt dat dan?' 'Niet langer dan een uur, maar
misschien lukt het in een half uur ook wel'. Op die voorwaarde kreeg Oom Hein de machtiging op zelf zijn machine te herstellen. Dat was wat. Je moest die machines met hun enorme stoomketels van die tijd zien. Vuurhaarden had men daaronder, die al
maar door om nieuwe brandstof bleven vragen, wilde men het water op de juiste temperatuur houden. Toen ging Oom Hein zijn machine demonteren. Er kwam een nieuwe lager in en ruim binnen een uur tijds kon de machine opnieuw onder stroom worden
gebracht Hij liep prachtig en Gols, die niet erg royaal met lofuitingen was, zei voldaan dat de machine nu nog veel harder kon draaien.
De promotie.
Oom Hein vond dat toch wel plezierig. Tenslotte probeer je er wat van te maken. Als de fabriek van De Krim goed draait, dan betekent dat voor heel veel gezinnen een goede boterham en hij slingerde de lichte turven met nieuwe energie in de grote
vuren en de stoomketels deden hun werk. Het draaide allemaal magnifiek. Daar gingen een paar weken overheen en toen kwam âeâen der mannen van de fabriek Oom Hein zeggen, dat hij op 't kantoor moest komen, bij meneer Groeneveld. 'Groeneveld? Wat zou
die toch van mij wilen?' 'Och, je zult wel het âeâen of ander niet naar zijn zin hebben gedaan', plaagde die ander weerom en daar maakte Oom Hein zich niet bepaald bezorgd over. Hij slingerde de turven weer in de grote vuren en haalde met de lange
pook de as van de roosters. De hete as kruide hij weg naar die grote ruimten achter de fabriek, zodat hij daar verder geen hinder van zou ondervinden. En op het afgesproken uur stapte hij naar meneer Groeneveld, de machtige uit die jaren voor een
wijde omgeving, de man, die het internationaal voor het zeggen had met die aardappelmeelafzet, de gedelegeerde voor de regering. Hij zal de pet wel van zijn weinige hoofdharen hebben genomen en beleefd zijn entree hebben gemaakt, zoals hij dat in
zijn verdere levensjaren altijd heeft gedaan. Groeneveld was door Gols geèinformeerd over de prestatie van Oom Hein. Samen hebben ze misschien wel afgesproken om even een paar dagen af te wachten of de machine het goed zou blijven doen. En toen
ales zo goed ging mocht de hulde niet achterwege blijven. Die kreeg hij onomwonden, zoals Groeneveld dat met zijn duidelijke stem met de wat metalen neusklank kon zeggen. En die waardering ging vergezeld van een kapitaal van vijftig gulden.
Vijftig gulden! Dat was de jaarhuur voor een normale arbeiderswoning. Maar dat was het niet alleen. Daar kwam de vraag bij of Oom Hein voortaan ook als machinist wilde blijven werken. Ja, dat wilde hij maar wat graag. Dat was ook nog weer een
paar guldentjes in de week meer, maar het was bovendien veel mooier werk. En sedertdien draaiden de machines bij Onder Ons, dat het een lieve lust was
Een horloge voor zus.
Oom Hein is altijd een huiselijk aangelegd man geweest, die huwelijkskansen maar aan anderen over liet. Hij is nooit getrouwd geweest. Was het dan zo'n wonder, dat hij zich aangetrokken voelde tot zijn jongere zuster Hiltje. Die is ook altijd bij
hem gebleven en samen hebben ze in het centrum van de De Krim een goede oude dag. Toen oom hein zomaar vijftig gulden kreeg, toe was hij de koning te rijk. Hij kocht daar een fijn dameshorloge aan een kettig vor en gaf dat aan Hiltje, die nu 87
jaar is. 'Ik heb het nog wel', zegt tante Hiltje zacht en blij als voor zich heen. 'Het loppt altijd nog zo goed' en dan blikt ze zorgzaam naar haar broer, die ze nu wel heel oud weet en waar ze eigenlijk nog zo heel graag een poosje voor zal
blijven zorgen.
Naar de venen.
Maar bij de aardappelmeelfabriek Onder Ons was het alleen tijdens de campagne maar druk. Spiekman was toen al aan de gang met de verkoop van Cracfree, maar dat was allemaal nog maar van zo'n bescheiden omvang. Meine Kloppenburg was toen nog de
boodschappenjongen van Groeneveld en wat die deed, dat was altijd goed. Op Meine kon je rekenen. Dat weet vandaag nog ieder van de werkers op de fabriek en de grappenmakers van nu denken dan meteen aan die weinige haren van Meine. In de Krimse
venen had men een goede machinist nodig. Bij Berkmeer stonden de verveners Minke en Geerders voor die grote brokken maagdelijk veen langs de Kleizerswijk. Die brokken waren vaak meer dan drie meter hoog boven de vaste bodem. Daar had men de
persturfmachines voor nodig. De turfgravers werkten zo totaal anders. Die gingen eerst de ruige veen wegsteken. 'Bonken', noemde men dat. Dan werd er grauwe gegraven. Dat was meer winterwerk. Dan had men vijf áa zes klem scherpe turf, die men de
aanduiding 'grote' ok wel fabrieksturf werd genoemd en dan kwam men aan de beste veen, de 'darg', waarvan de kleine turfje veel langer brandden. Die gaven zware rode as. Een uitkomst voor de huismoeders, want die hoefden dan lang niet zo vaak met
de aslade te lopen en bovendien stoof die rode as hoegenaamd niet door het woonvertrek.
Persturf.
De persturfmahine was de nieuwe vorm van turfproductie. Het was weer de stoommachine, die voor de energie zorgde. In het veen keek men op geen turfje, maar dat vuur onder de stoomketel van de persturfmachine moest voldoende branden om voor de
nodige energie te zorgen voor een machine, die het voordeliger deed dan de turfgravers. Machinist kon je wel wezen. Wat anders was dat werken in de ploeg. Daar werd het denkbeeldige bloed gezweet. Je moest wel een heel sterke kerel wezen om dat
werk vol te kunnen houden. Dat lag niet aleen aan het werk. Het lag ook aan het systeem en de totaal andere verhoudingen. Het leven was zo verschrikkelijk hard. In de poeg werkte je voor acoordlonen: zoveel per duizend turven werd er aan de ploeg
betaald. En je had dat geld zo verschrikkelijk hard nodig. In de winter waren er zulke grote achterstanden ontstaan. Was het een wonder, dat men elkaar tot steeds hogere prestaties opdreef, daar onder in die meters diepe veenkuil, war men de
zware brokken natte veen in die ales verslindende persturfmachine spitte. Die klauwde het veen fijn en perste het dan in gelijke moten, die met een jakobsladder en transportband de turven op het 'hoge' bracht, waar rappe handen voor de
vermoeiende uitleg zorgden. Het ellendige in dat ploegenverband was, dat een wat 'zwakke broeder' niet die productie kon maken als zijn sterkere collega. Hij werd daarbij moreelonder de voet gelopen. Maar de machinist van de ploeg had met dat
alles niets te maken. Dat was de kerel, die maar âeâe opdracht had, dat mechanisch altijd alles goed functioneerde. En dat is voor Oom Hein nooit moeijlijk geweest ....
|
Beroep |
losarbieder, stoker en machinist Fabriek "Onder Ons" te De Krim, machinist in het veen, aanspreker begrafenisvereniging te De Krim |
Permanent recordnummer |
1115 |
Overleden |
31 mrt 1976 |
De Krim, Gramsbergen [2] |
Begraven |
05 apr 1976 |
De Krim [2] |
- "Het geluk van een arme moeder"
Hein de Ruiter kon vriendelijk zijn woordje doen. Dat doet hij nog. Hij verwierf daarbij een klinkende naam. Hij was zo eerlijk als goud. Dokter De Jager uit de Krim wist daarover mee te praten en die zat nogal met de vele doodarme klanten, die
hij in die tijd had. 't Was bekend, dat de dokters van die tijd 'de schaapjes schoren naar dat ze wol hadden' en hoeverre dokter De Jager daar ook aan mee deed weten we niet. Er lag ook een opvoedende taak in om armen mee te laten dragen in de
verplichtingen. En een dokter moet ook leven. Dat ging goed met De Ruiter. Het was wel een moeilijk. Er moest wel eens wat geregeld worden, zodat de mensen met stukjes en beetjes de rekening van de dokter betaalden, maar veel geld kwam toch
binnen en over al dat werk deed De Ruiter een is de week verslag en droeg het geld meteen af, waarvan hij zijn provisie kreeg. Op die manier verdiende hij doorgaans een wat betere boterham dan zijn vrienden in het vled of de fabriek. Eens kwam
hij in de Nieuwlande. 'Komt d'r maar in De Ruiter. Ik heb net de koffie klaar.' De Ruiter dronk koffie en presenteerde zijn nota. 'Ja, ik wist wel, dat die nog open stond. Maar ik heb deze week niks. Kun je volgende week even weer langs komen.
Dan zal ik proberen wat op zij te leggen. De Ruiter, het is zo moeilijk met vijf kinderen en de man in de werkverschaffing. Wat wordt er toch weinig verdiend. In de voorbije week had mijn man acht gulden ...' De eerlijke goedwilende vrouw liet de
afrekeningbriefjes van haar man zien en zonder dat ze er op bedacht was verdonkeremaande De Ruiter dat âene briefje: de afrekening van de voorbije week ten bedrage van acht gulden. Aan 't eind van de week bracht hij dokter De Jager het geld en
rapporteerde over de verschillende klanten. Hij vertelde ook van die nette vrouw daar in Nieuwlande met haar vijf kinderen, die het van acht gulden in de week moest doen. 'Wat wilde e nu, De Ruiter? Wanneer ga jer er weer heen?' 'Deze week ga ik
er weer heen en ze zal iets aan de kant leggen. Ze kan het niet ineens betalen.' 'Geef mij de rekening eens.' Dokter De Jager schroefde zijn grote Parker vulpen los en zette met de forse doktershanepoten 'voldaan' op de nota met de bekende
naamkrabbel er onder. En toen De Ruiter weer bij de vrouw in Nieuwlande kwam kwam ze met een gulden. 'Meer heb ik deze week niet De Ruiter. Ik kan geen meer missen.' 'Maar ik heb wat anders voor je', zei De Ruiter blij. Je houdt je gulden en hier
heb je de kwitantie. Je kunt de rekening als afgedaan beschouwen.' Wat was dat moedertje in Nieuwlande blij.
"Een dappere ridder".
Van Hein de Ruiter zal in De Krim en omgeving nog wel nooit iemand hebben geweten, dat 'hij zijn mannetje staat'. Hij is helemaal geen vechtjas, maar een man des vredes. Dat zie je hem aan als hij je vertrouwelijk in de ogen kijkt. Dat ervoer men
vroeger ook als hij bescheiden in de kring van zangers zijn opmerkelijke mooie, klankvole tenorstem ten beste gaf. Liefst zo onopvallend mogelijk. Maar juist die bescheidenheid maakte hem voor zoveel zaken bekwaam. Er was feest in De Krim en men
vroeg Oom Hein of ie wilde bedienen. Dat wilde hij wel. Het werden een paar beste dagen voor hem. Maar toen hij laat in de nacht naar huis ging was dat langs die Scheerse polder: donker en eenzaam was dat daar. Maar hij hoorde wat. Een vrouw
kreet en gilde om hulp .... Hij bedacht zich geen ogenblik. Hij sprong toe, greep de marechaussee bij de schouder, rukte hem de koorden van zijn tenue en de onverwachts in het nauw gebrachte marechausee greep zijn revolver en loste een schot. Of
de man echt een moordaanslag heeft beraamd op dat ogenblik is nooit aan het licht gekomen, maar in elk geval koos hij onmiddellijk daarna het hazenpad en als onmiskenbaar corpus delictum stak Oom Hein de koorden van de marechaussee in zijn zak en
ontfermde zich over het meisje, dat over al de leden van haar lichaam lag te trillen an angst. 'Breng me naar huis', bedelde ze. 'Ik kan niet meer'. Dat deed Oom Hein als de eervolle ridder en ging daarna naar hui. Daar was het verhaal niet mee
af. De verontwaardigde ouders van het meisje vroegen genoegdoening. 'Wat moeten we nu doen?' vroeg rijksveldwachter Ter Slaa aan Oom Hein. 'Als ik hiervan rapport op moet maken, dan raakt de man zijn baan kwijt en zijn goede naam'. Om Oom hein
hoefde dat niet. Hij was een man des vredes. Als die marechaussee voortaan goed op paste, waarom zou zij hem dan in het ongeluk helpen. 'Praat jij eens met die ouder', vroeg Ter Slaa. 'Je kunt goed praten. Misschien lukt het wel'. Dat deed Oom
Hein. Hij kreeg gehoor. De marechaussee mocht zelf over genoegdoeing komen praten. Ja, ja. Het was een harde tijd. Geld was schaars. En hoe dat nu verder is geregeld heeft Oom Hein ook nooit helemaal geweten. Daar had hij geen belang bij. Hij
raakte een paar dagen wat aan de krukkel. Misschien een griepje en toen hij op 't bed lag bracht men hem een keer 35,-. De ouders van het meisje brachten ongevraagd het aandeel van de afkoopsom, die de marechaussee als zoenoffer had moeten
betalen. Het meisje is later naar Dedemsvaart vertrokken en later heeft Oom Hein nooit meer van hem vernomen. Hopelijk heeft ze daar in alle eer en deugd de man van haar keuze ontmoet.
"De veldwachter lustte wel een borrel".
Oom Hein lustte wel een borrel. Maar veel belang had hij daar ook niet bij. En toen hij met andermans centen ging werken en zelfs aanspreker werd bij de begrafenisvereniging - 29 jaar lang - begreep hij, dat bij zulks werk zeker de alleruiterste
matigheid op zijn plaats was. En hij had verder ook geen belang bij die borrel. Als hij aangiften had te doen van overlijden, dan was daar een getuige bij nodig. Dat eiste de wet. Doorgaans deed dat iemand van het gemeentehuis. Heel vaak de
veldwachter. En toen hij dat boek van veldwachter Van Laar had gelezen, toen herkende hij die kloeke veldwachter van Stad-Hardenberg weer. Die was wel eens getuige geweest bij zijn aangiften en voor wat hoort wat. Dat was het gebruik. Hij luste
best ee borrel. Niet dat hij er ooit misbruik van maakte, maar hij herinnerde zicht dat allemaal nog heel levendig. En de schrijver van veldwachter Van Laar kreeg nogmaals het compliment te horen, dat het toch zo'n mooi boek was. Zo echt, zoals
het in het verleden is geweest .... Die schreef nu vrolijk dit verhaal.
|
Persoon-ID |
I1115 |
Vriezenveners.nl |
Laatst gewijzigd op |
10 feb 2019 |
Vader |
Tiemen Ruiter, geb. 05 sep 1850, Oldelamer, Weststellingwerf , ovl. 19 jan 1912, De Krim, Gramsbergen (Leeftijd 61 jaar) |
Moeder |
Antje Wierda, geb. 06 aug 1849, Delfstrahuizen, Schoterland , ovl. 27 aug 1933, De Krim, Gramsbergen (Leeftijd 84 jaar) |
Getrouwd |
04 okt 1873 |
Weststellingwerf |
Gezins-ID |
F15 |
Gezinsblad | Familiekaart |
-
Gebeurteniskaart |
|
| Geboren - 22 dec 1879 - De Krim, Gramsbergen |
|
| Overleden - 31 mrt 1976 - De Krim, Gramsbergen |
|
| Begraven - 05 apr 1976 - De Krim |
|
|
-
-
Aantekeningen |
- Hein is nimmer gehuwd geweest, wel was hij verloofd met Geesje van der Scheer (1887-1912). Hij was aangifte-getuige bij het overleden van Abraham van der Scheer en het levenloze kind van der Scheer (beide kinderen van Hendrik van der Scheer en
Immigje de Ruiter). Hein had bij de begrafenissen altijd een soort Napoleon hoed op met een grote veer. Hein was gedurende 29 jaar aanspreker van de begrafenisvereniging te De Krim. Woonde te De Krim (vanaf 22-12-1879); De Scheere; Gem.
Gramsbergen (19-04-1926, 20-02-1927); De Krim, Parallelweg 16 (tot 31-03-1976).
|
-
Bronnen |
- Geboorte-akte.
Aktenummer: 113
- Overlijdensadvertentie.
|
|
|
|